Sinds 1 september vorig jaar staat Jan-Willem Maas aan het hoofd van het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO). De focus ligt momenteel voor het grootste deel op hoofdtaak 1: de bescherming van ons grondgebied en dat van bondgenoten. In een recent interview met de Centrale Medezeggenschapscommissie Defensie (CMC) deelt Maas zijn visie op medezeggenschap en legt hij uit hoe hij zijn rol als commandant invult. Maar ziet hij zichzelf, net als zijn voorganger Mario Verbeek, als ambassadeur van de medezeggenschap?
Maas begrijpt waarom zijn voorganger deze term gebruikte, maar kiest zelf voor een andere benadering. “Ik zie mezelf niet als een ‘ambassadeur van de medezeggenschap’. In plaats daarvan ben ik een onderdeel van het proces. Als commandant moet je als het ware één zijn met de medezeggenschap. In de rol van ambassadeur sta je er een beetje buiten. Samen met mijn team werk ik aan de doelen van de Krijgsmacht,” zegt hij. Volgens Maas ligt de kracht juist in de nauwe samenwerking met de medezeggenschapscommissie (DMC) om gezamenlijk doelen te bereiken. “Binnen DOSCO moeten we het eens zijn over de noodzaak van hoofdtaak 1, en daar moeten we alle 10.000 medewerkers van onze 43 bedrijven bij betrekken. Door onze diversiteit binnen DOSCO te omarmen, kunnen we onze Krijgsmacht een voorsprong geven in een eventueel gevecht.”
Vol gas erop!
Maas heeft in zijn carrière op diverse niveaus ervaring opgedaan met medezeggenschap. Hij merkt dat de rol van medezeggenschap de laatste jaren veranderd is. “Er is tegenwoordig meer nadruk op het betrekken van medezeggenschap aan de voorkant,” legt hij uit. “Dit komt deels door de veranderende taakbelasting van commandanten en de wens om een meer inclusieve en participatieve aanpak te hanteren. Vroeger dacht ik vaak: hup, vol gas erop! Maar nu zie ik in dat draagvlak aan de voorkant essentieel is om een plan succesvol te maken. Mijn taak is om richting te geven en ruimte te bieden, zodat medewerkers eigenaarschap kunnen nemen waar het werk wordt uitgevoerd.”
“Draagvlak is essentieel om een plan succesvol te maken.” – Commandant Jan-Willem Maas
Stap over de drempel van ongemak
“We zitten in een periode waarin we niet precies weten wat hoofdtaak 1 de komende twee jaar van ons zal vragen. Dat kan onzekerheid creëren, maar ik wil dat medewerkers de ‘guts’ hebben om initiatief te nemen, zelfs als dat betekent dat er fouten worden gemaakt,” zegt Maas. “Ik weet zelf ook niet hoe de wereld er over twee jaar uitziet, en dat geef ik gewoon toe. We moeten samen over die drempel van ongemak heen stappen en aan de slag gaan met plannen die nu tot 70% kunnen worden ingevuld. Als we daar in slagen, dan volgt de resterende 30% vanzelf. Voor die kanteling heb ik mijn DMC hard nodig.”
“Het gezamenlijk optreden met de DMC speelt een cruciale rol.” – Commandant Jan-Willem Maas
“Samen met mijn DMC organiseer ik themadagen en informatiebijeenkomsten om onze mensen te informeren over wat hoofdtaak 1 voor hen kan betekenen. Door en met hen in gesprek te gaan over hoofdtaak 1. Ik wil dat medewerkers zich gehoord en gezien voelen, en dat hun belangen op een goede manier worden meegenomen in de besluitvorming. Het gezamenlijk optreden met de DMC speelt hierin een cruciale rol. We werken over het algemeen goed samen. En nee, we zijn het zeker niet altijd eens. Dat is soms ongemakkelijk en leidt tot scherpe gesprekken, maar het kritisch naar elkaar durven uitspreken, levert uiteindelijk winst op voor zowel onze mensen als onze organisatie.”
De balans opmaken
Na een jaar als commandant van DOSCO kijkt Maas terug op de samenwerking met zijn DMC. “Het mooiste vind ik de gezamenlijke inspanningen en de positieve impact die dat heeft op de organisatie,” zegt hij. Hij benadrukt het belang van een gezamenlijke aanpak en een positieve benadering van uitdagingen om betrokkenheid en effectiviteit te vergroten. “Medezeggenschap gaat verder dan alleen inspraak geven. Het draait om betrokkenheid. Wanneer mensen zich gehoord voelen, zie je dat terug in hun inzet en motivatie. Elke stem telt, ongeacht rang of functie. Dit leidt niet alleen tot betere besluiten, maar versterkt ook het onderlinge vertrouwen, waardoor we uiteindelijk efficiënter kunnen opereren.”