Marcel van der Stap is werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). Toen in 2009 het toenmalige KMOO werd gereorganiseerd was Marcel van mening dat dit beter kon. ‘Als hij het zo goed wist, dan moest hij maar in de medezeggenschap gaan’, werd hem verteld. En zo geschiedde.
De loopbaan van Marcel bij de marechaussee begon in 1998 bij de wachtbrigade Soestdijk, als beveiliger van de Koninklijke familie. Nadien ging hij aan de slag bij de parate marechaussee, 103 Eskadron KMar. In die functie heeft hij bijna 7 jaar ‘rondgezworven’ door Europa, waarbij hij diverse oefeningen draaide en op uitzendingen is geweest. Nadien volgde Marcel de wachtmeestercursus en ging hij aan de slag bij de toenmalige brigade in Venlo, waar hij grens- politiedienst draaide. Om vervolgens de stap te maken naar de motorpool in Den Haag. Daar begeleidde hij vips, ambulances, militaire colonnes en de Koninklijke familie op Prinsjesdag. In die rol kwam hij voor het eerst in aanraking met medezeggenschap. “Mijn motivatie om mij in te zetten voor de medezeggenschap was dat ik het niet eens was met wat er vanuit werkgeverskant werd bedacht. Daar wilde ik over meepraten. Uiteraard dacht ik zelf de betere ideeën te hebben. Naarmate ik langer meeloop heb ik ook de andere kant van de medaille gezien. Nu begrijp ik waarom bepaalde keuzes in zo’n traject worden gemaakt.”
Marcel zijn inzet voor de medezeggenschap startte met 2 dagen per maand werkzaamheden als MC-lid. Een jaar later werd hij secretaris van de MC, weer een jaar later lid en vervolgens secretaris van de Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie (DMC) van de KMar. Op dit moment is hij voorzitter van de MC Landelijk Technisch Commando (LTC). Als voorzitter is hij vrijgesteld van zijn reguliere werkzaamheden. “Vrijstelling” is wel een stap uit de operatie. Maar ik heb altijd gezegd, als het nodig is dan stap ik weer op. Bij grote evenementen rij ik weer mee, zoals Prinsjesdag en de 4-daagse van Nijmegen. Als de nood aan de man is sta ik er weer. Zo konden we het onderling regelen. In goed overleg is alles mogelijk.”
De medezeggenschapsstructuur binnen de marechaussee verschilt enigszins van die van andere Defensieonderdelen. Onder de DMC vallen vier eenheden, waar de LTC er één van is. De LTC is ontstaan na een reorganisatie, waarbij vijf districten samengingen in één groot district, waar circa 5400 man onder vallen. Toen zijn ook vijf medezeggenschapscommissies (MC’s) samengevoegd tot één grote MC. Onder de LTC hangen 30 werkgroepen. “Onderwerpen die een brigade aangaan mogen de werkgroepen samen met een brigadecommandant bespreken. Zodra ze daaruit zijn gekomen dan wordt het een hamerstuk op tafel van de MC. Die verantwoordelijkheid en ruimte krijgen de werkgroep leden, maar daar tegenover staat ook een bepaald kennisniveau en de bereidheid om daar scholingen voor te volgen.”
Als oudgediende leidt Marcel nu de jongeren op. Hij wil graag een groep neerzetten die er staat, ook als hij over enkele jaren met dit werk stopt. “We hebben een nog vrij nieuwe groep. De kennis van het Beleid Medezeggenschap Defensie (BMD), Uitvoering Reorganisaties Defensie (URD) en de Arbowet biedt nog ruimte tot groei. Ik verwacht dat als je aan tafel zit met een hoofd diensteenheid (HDE) je onderbouwd tegenspraak kan bieden. Dat is een leerproces. Zowel de MC- als werkgroep leden nemen we mee in cursussen.” Wel moet het volgen van de scholingen operationeel haalbaar zijn. “In tegenstelling tot andere OPCO’s draaien wij ook binnen Nederland 24/7 door. Daardoor ontstaat spanning tussen werkzaamheden en het volgen van een cursus.”
Maar ook aan de andere kant van de overlegtafel bestaat er ruimte om de kennis over medezeggenschap te verbeteren. “Bij de OPCO commandant is het bekend wat medezeggenschap inhoudt. Maar in de lagen daaronder nog niet altijd. Misschien is dat iets wat bij de Koninklijke Militaire Academie of Koninklijk Instituut voor de Marine beter onderwezen moet worden. Onbekend maakt onbemind, nu heerst nog te vaak het beeld van lastige mensen die wat aan het hobby’s zijn. Dat beeld moet echt weg: medezeggenschap is een deel van het werk. Op initiatief van onze HDE hebben we daarom een online cursus op maat gemaakt voor de marechaussee over wat medezeggenschap inhoudt. Deze cursus wordt aangeboden aan sectiehoofden, P&O en hoofden van diensteenheden. Vanuit de landmacht is ook al interesse getoond voor de cursus, in een aangepaste vorm.”
Eén van de zaken waar Marcel zich hard voor maakt is om de wet en regelgeving beter te laten aansluiten op het werk binnen de Marechaussee. “Alles is met name geschreven op Defensie. Wij zijn onderdeel van Defensie, maar we zijn net ietsjes anders. De hele regelgeving is gericht op een 8 tot 5 bedrijf of uitzending. Een voorbeeld is dat we verplicht zijn om te eten bij Paresto, maar in het weekend is dat dicht. Wij werken echter ook in het weekend. Je bent dan verplicht om uit te wijken en zelf voor eten te zorgen, waarna je vervolgens discussie krijgt over het wel of niet mogen declareren.” Ook in zijn rol binnen de vakbond zet Marcel zich in voor de arbeidsvoorwaarden van zijn collega’s binnen de Marechaussee. “Ik vind dat een rol bij de vakbond en medezeggenschap elkaar versterken. Veel zaken kan je niet los zien van elkaar, die hebben raakvlakken. De kunst is om positief kritisch mee te denken. Uiteindelijk heb je dezelfde achterban en dezelfde doelstellingen. Als het goed gaat met de organisatie, dan gaat het goed met het personeel. En andersom. Ik zie het daarom als een coalitie, we doen het samen.”
Sinds enkele jaren is Marcel afgevaardigde voor de Marechaussee binnen de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC). “We zijn een weg ingeslagen waarbij we meer informele overleggen voeren, dat is denk ik een hele goede weg. Men weet nu wie we zijn en waar we van zijn. We hebben het podium gekregen waar we recht op hebben. We sluiten aan bij belangrijkste overlegtafels, maar we kunnen niet alles bijwonen. Onze verbinding met de secretaris-generaal is belangrijk, aan de andere kant moet die binding ons niet weerhouden om zaken op tafel te leggen. Dan moet je soms even zakelijk worden en durven te zeggen waar het op staat. Hard met elkaar kunnen zijn om tafel, maar daarna weer gezellig koffie met elkaar kunnen drinken. Het is voor de CMC nu tijd om te bewijzen dat we de plek die we krijgen ook verdienen.”