Commandant Jan-Willem Maas: Samenwerking met medezeggenschap en vooruitdenken als sleutel tot succes

Sinds 1 september vorig jaar staat Jan-Willem Maas aan het hoofd van het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO). De focus ligt momenteel voor het grootste deel op hoofdtaak 1: de bescherming van ons grondgebied en dat van bondgenoten. In een recent interview met de Centrale Medezeggenschapscommissie Defensie (CMC) deelt Maas zijn visie op medezeggenschap en legt hij uit hoe hij zijn rol als commandant invult. Maar ziet hij zichzelf, net als zijn voorganger Mario Verbeek, als ambassadeur van de medezeggenschap?

Maas begrijpt waarom zijn voorganger deze term gebruikte, maar kiest zelf voor een andere benadering. “Ik zie mezelf niet als een ‘ambassadeur van de medezeggenschap’. In plaats daarvan ben ik een onderdeel van het proces. Als commandant moet je als het ware één zijn met de medezeggenschap. In de rol van ambassadeur sta je er een beetje buiten. Samen met mijn team werk ik aan de doelen van de Krijgsmacht,” zegt hij. Volgens Maas ligt de kracht juist in de nauwe samenwerking met de medezeggenschapscommissie (DMC) om gezamenlijk doelen te bereiken. “Binnen DOSCO moeten we het eens zijn over de noodzaak van hoofdtaak 1, en daar moeten we alle 10.000 medewerkers van onze 43 bedrijven bij betrekken. Door onze diversiteit binnen DOSCO te omarmen, kunnen we onze Krijgsmacht een voorsprong geven in een eventueel gevecht.”

Medewerkers DOSCO. Foto: Defensie

Vol gas erop!

Maas heeft in zijn carrière op diverse niveaus ervaring opgedaan met medezeggenschap. Hij merkt dat de rol van medezeggenschap de laatste jaren veranderd is. “Er is tegenwoordig meer nadruk op het betrekken van medezeggenschap aan de voorkant,” legt hij uit. “Dit komt deels door de veranderende taakbelasting van commandanten en de wens om een meer inclusieve en participatieve aanpak te hanteren. Vroeger dacht ik vaak: hup, vol gas erop! Maar nu zie ik in dat draagvlak aan de voorkant essentieel is om een plan succesvol te maken. Mijn taak is om richting te geven en ruimte te bieden, zodat medewerkers eigenaarschap kunnen nemen waar het werk wordt uitgevoerd.”

“Draagvlak is essentieel om een plan succesvol te maken.” – Commandant Jan-Willem Maas

Portretfoto Jan-Willem Maas. Foto: Defensie

Stap over de drempel van ongemak

“We zitten in een periode waarin we niet precies weten wat hoofdtaak 1 de komende twee jaar van ons zal vragen. Dat kan onzekerheid creëren, maar ik wil dat medewerkers de ‘guts’ hebben om initiatief te nemen, zelfs als dat betekent dat er fouten worden gemaakt,” zegt Maas. “Ik weet zelf ook niet hoe de wereld er over twee jaar uitziet, en dat geef ik gewoon toe. We moeten samen over die drempel van ongemak heen stappen en aan de slag gaan met plannen die nu tot 70% kunnen worden ingevuld. Als we daar in slagen, dan volgt de resterende 30% vanzelf. Voor die kanteling heb ik mijn DMC hard nodig.”

“Het gezamenlijk optreden met de DMC speelt een cruciale rol.” – Commandant Jan-Willem Maas

“Samen met mijn DMC organiseer ik themadagen en informatiebijeenkomsten om onze mensen te informeren over wat hoofdtaak 1 voor hen kan betekenen.  Door en met hen in gesprek te gaan over hoofdtaak 1. Ik wil dat medewerkers zich gehoord en gezien voelen, en dat hun belangen op een goede manier worden meegenomen in de besluitvorming. Het gezamenlijk optreden met de DMC speelt hierin een cruciale rol. We werken over het algemeen goed samen. En nee, we zijn het zeker niet altijd eens. Dat is soms ongemakkelijk en leidt tot scherpe gesprekken, maar het kritisch naar elkaar durven uitspreken, levert uiteindelijk winst op voor zowel onze mensen als onze organisatie.”

De balans opmaken

Na een jaar als commandant van DOSCO kijkt Maas terug op de samenwerking met zijn DMC. “Het mooiste vind ik de gezamenlijke inspanningen en de positieve impact die dat heeft op de organisatie,” zegt hij. Hij benadrukt het belang van een gezamenlijke aanpak en een positieve benadering van uitdagingen om betrokkenheid en effectiviteit te vergroten. “Medezeggenschap gaat verder dan alleen inspraak geven. Het draait om betrokkenheid. Wanneer mensen zich gehoord voelen, zie je dat terug in hun inzet en motivatie. Elke stem telt, ongeacht rang of functie. Dit leidt niet alleen tot betere besluiten, maar versterkt ook het onderlinge vertrouwen, waardoor we uiteindelijk efficiënter kunnen opereren.”

Gert-Jan Rozeboom: Ga op zoek naar de gemeenschappelijke deler!

Twee jaar voor je pensioen je aanmelden voor de Centrale Medezeggenschapscommissie van de Krijgsmacht. Gert-Jan Rozeboom deed dat onlangs. Drie maanden geleden nam hij het stokje over van een vertrekkend CMC-Lid en vertegenwoordigt sindsdien de Bestuursstaf binnen de CMC.

“Collega’s verklaarden me voor gek dat ik deze nevenfunctie nog op me nam”, zegt Gert-Jan. “Maar na 43 dienstjaren voel ik me nog steeds nauw betrokken bij de Krijgsmacht en wil ik me inzetten voor de mensen die er werken. Wat dat betreft ben ik een echte kritische loyalist.”

Schengen-Akkoord

Gert-Jan kwam na het afronden van zijn middelbare school precies op zijn 18e verjaardag d.d. 3 november 1980 bij de Koninklijke Marechaussee (KMAR) terecht. Hij liep wacht bij het Koninklijk Huis, werkte als algemeen opsporingsambtenaar bij brigades, was actief als grenscontrole. In 1985 werden door het Akkoord van Schengen de controles aan de binnengrenzen afgeschaft, waardoor er een overtolligheid van personeel ontstond bij de KMAR en Gert-Jan overstapte naar de Verbindingsdienst van de landmacht. De Verbindingsdienst levert netwerken voor operationele eenheden. Denk aan telefonie, computernetwerken, kabelsystemen en radio en satellietverbindingen.

Na het afronden van de vakgerichte opleiding bij de School Verbindingsdienst, doorliep Gert-Jan in de daaropvolgende jaren alle verschillende niveaus van verbindingscompagnieën tot aan legerkorps staf. Na deze parate jaren werd hij Instructeur aan de Verbindingsschool waar hij naast les geven zich bezig gehouden heeft met het vormgeven van de Onderofficiersopleiding. Door zijn jarenlange ervaring, ging Gert-Jan mee op missies naar onder andere Irak en Bosnië. Deze ervaringen zorgden ervoor dat Gert-Jan bij terugkomst aan de slag kon als senior instructeur, en later als schooladjudant, bij de School voor Vredesmissies (SVV) die militairen voorbereid op missies.

Ruime ervaring in de medezeggenschap en als vertrouwenspersoon

Na een korte tussenstop bij de Militaire Post organisatie, werd Gert-Jan Kazerne Adjudant van de Kromhout kazerne. In 2019 maakt Gert-Jan de laatste switch van zijn carrière richting het bureau Buitenlandse Betrekkingen van de Directie Internationale Militaire Samenwerking. Een groot deel van zijn carrière, is Gert-Jan betrokken geweest bij zijn naaste collega’s of in de rol van vertrouwenspersoon of als lid van een medezeggenschapscommissie.

“Ten tijde van mijn functies bij de Verbindingsdienst ben ik altijd betrokken geweest bij Medezeggenschap. Gedurende mijn periode zijn 106 en 108 Verbindingsbataljon samengevoegd voor de duur van de missie in Joegoslavië en was ik voorzitter van de gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie. Toen ik werd overgeplaatst naar de Command Support Brigade in Eibergen, ontstond er vanwege mijn nieuwe functie een conflict of interest en stapte ik uit de medezeggenschap. Omdat ik toch betrokken wilde blijven bij het wel en wee van mijn collega’s ben ik als vertrouwenspersoon begonnen. Het medezeggenschaps- of het vertrouwenspersoonswerk heb ik vanuit die betrokkenheid heel lang als nevenfuncties naast mijn reguliere job gedaan.”

Ga op zoek naar hetgeen bindt

De andere kant van medezeggenschap leerde Gert-Jan als Kazerne adjudant kennen waar hij samen met zijn toenmalige generaal de gesprekken voerde. “Ik vind het van meerwaarde dat ik beide kanten van medezeggenschap nu mee kan nemen in mijn huidige rol binnen de DMC en CMC. Het inzetten op een gezamenlijk doel moet het vertrekpunt zijn. Een goed draaiende organisatie waar mensen met plezier naar hun werk gaan en gehoord worden. Met elkaar en niet over elkaar praten en op zoek gaan naar hetgeen verbindt. Als je dat vanuit medezeggenschap geregeld krijgt, dan kun je een hoop winnen voor de organisatie en je collega’s.”

Zelfde cycli andere verpakking

“Hoe ik de toekomst voor Defensie zie? Zonder te veel te willen klinken als ouwe rot, zie ik met mijn 43 dienstjaren dezelfde cycli – weliswaar iets anders verpakt – weer voorbij komen. Wij gaan nu vol inzetten op instroom van personeel, vernieuwen en innoveren, maar moeten naar mijn mening oppassen dat we niet te veel gaan tornen aan de opgebouwde basis en de kennis die in huis is. Kortom, vernieuwen van de Krijgsmacht moet, maar kijk ook met een gezonde kritische blik naar de ervaring die je in huis hebt. Ik zie nog zoveel kansen voor onze organisatie. Ik vind het mooi om daar de komende 2 jaar op mijn eigen(wijze) manier vanuit de CMC aan bij te kunnen dragen. Collega’s helpen en ondersteunen en laten weten waar zij terecht kunnen. En in 2025? Ach dan heb ik 45 dienstjaren er op zitten – maar de deur zo maar achter me dichttrekken? Nee! Defensie en haar medewerkers draag ik een te warm hart toe. Eens een loyalist, altijd een loyalist.”

Michiel Bussink nieuwe voorzitter Centrale Medezeggenschapscommissie

Op 10 januari 2024 is kolonel-arts Michiel Bussink MSc MBA unaniem verkozen tot nieuwe voorzitter van de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC). Hij neemt daarmee het stokje over van Majoor Dennis Oldenburg die het voorzitterschap tussen mei 2020 en december 2023 invulde. Bussink, die ruim 25 jaar werkzaam is als arts – waarvan 16 jaar als medisch specialist Anesthesioloog-Intensivist – binnen het Ministerie van Defensie, heeft zijn loopbaan binnen de Krijgsmacht zo goed als altijd gecombineerd met zitting in verschillende medezeggenschapsgremia, waarvan de laatste 6 jaar als plaatsvervangend voorzitter van de CMC.

1 + 1 = 3

Michiel ziet het als een eer het voorzitterschap van de CMC in te mogen gaan vullen. “Als CMC hebben wij Defensiebrede ‘méde-zeggenschap’ over o.a. Veiligheid, Gezondheid, Welzijn & Bedrijfsvoering. Mijn drijfveer als kersverse voorzitter is om, waar mogelijk, middels synergie ofwel ‘1 +1 = 3’ deze beleidsterreinen in het belang van de Defensiemedewerker en daarmee van de Defensieorganisatie (nog) beter te maken.”

Zelfde kant van het touw

Michiel wil zich daarbij inzetten om de positionering van de CMC Defensiebreed verder te bekrachtigen en medezeggenschap op alle overlegniveaus zo goed mogelijk te (laten) faciliteren. “Aangesloten worden en blijven op daar waar de besluiten binnen de Krijgsmacht voorbereid en genomen worden. Daarnaast is en blijft de CMC natúúrlijk gesprekspartner van de Defensietop waarbij de CMC en de SG een strategisch partnerschap vormen. Werken vanuit de gezamenlijke bedoeling, elkaar versterken en elkaar vroegtijdig op de hoogte brengen, daar streef ik naar. We hoeven het daarbij niet altijd eens te zijn met elkaar, als we maar aan dezelfde kant van het touw trekken”, aldus Michiel.

Mutaties Dagelijks Bestuur CMC

De overstap van Michiel betekende dat de plaatsvervangend voorzitter ook opnieuw gekozen moest worden. LTZ 2 OC Jeffrey de Freitas, voorheen secretaris, is verkozen tot nieuwe plaatsvervangend voorzitter van de CMC. SMJR (TD) Timo Ligthart, voorheen plaatsvervangend secretaris, schuift door naar de rol van secretaris. Jovanka van de Pol BBA, is benoemd als nieuwe plaatsvervangend secretaris. Met haar benoeming bestaat het Dagelijks Bestuur van de CMC uit 3 militairen en 1 ‘burger’ en is het DB CMC een evenwichtiger afspiegeling van de Defensieorganisatie.

Jacco Willems: Samenwerken en gelijkwaardigheid als kern

Sinds augustus 2023 vertegenwoordigt Jacco Willems de Koninklijke Marechaussee (KMAR) binnen de Centrale Medezeggenschapscommissie. Maar zijn betrokkenheid bij de Krijgsmacht begon al veel eerder, toen hij in 2000 zijn loopbaan startte.

“Eind jaren ’90 bracht ik als postbode een folder van de Marechaussee rond. De inhoud ervan sprak mij zo aan dat ik de post verruilde voor het bos”, zegt Jacco gekscherend. Inmiddels is het 23 jaar geleden dat hij de stap naar de defensieorganisatie maakte. Jacco startte zijn loopbaan bij de Brigade Oost, stapte over naar de Grenscontrole bij Schiphol, belandde aansluitend in Apeldoorn bij het opleidingscentrum en maakte in zijn volgende job bij de Facilitaire Dienst kennis met het vakgebied ICT. Vanuit de rol van ICT-coördinator ontwikkelde Jacco zich door naar zijn huidige functie Informatiemanager bij de KMAR. “Doordat ik 10 jaar als militair actief ben geweest en daarna burger medewerker bij defensie ben geworden, ken ik beide kanten van de medewerkers goed. Dit zie ik als een echte meerwaarde.”

Inzet voor beter en veiliger werken

Deze zomer verwelkomde de CMC Jacco als nieuw lid. Gevraagd om te solliciteren voor de vrijgekomen positie, zag Jacco dit als een kans om zijn mening en kennis van de defensieorganisatie te laten gelden. “Ik ben nog wel zoekende hoe ik mijn kennis en ervaring het beste kan inbrengen. Een topic waar ik me bijvoorbeeld graag tegen aan zou willen bemoeien is de inzet van persoonlijke data om medewerkers beter en veiliger te laten werken. Door AVG-regelgeving is het lastig om op persoonlijk niveau interventies te plegen, terwijl dat wel van toegevoegde waarde zou kunnen zijn.” Als voorbeeld noemt Jacco de door veel militairen gedragen sporthorloges, waaruit gezondheidsgegevens en prestatie indicatoren kunnen worden afgelezen, en benadrukt het potentieel van dergelijke gegevens.

Unieke omslagperiode

Nu, na enkele maanden in de CMC, begint Jacco de dynamiek van de commissie en de interacties met haar achterban steeds beter te begrijpen. “Ik vind het razend interessant om te zien hoe de overleggen en de gesprekken verlopen. Door mijn observerende aard, pik ik non-verbale signalen des te beter op.” Daarnaast benadrukt Jacco de unieke periode waarin de organisatie zich momenteel bevindt. “Uiteraard door wat er aan dreigingen om ons heen speelt, maar zeker ook doordat er na jaren van krimp, op groei en verandering wordt ingezet. Dat zorgt voor een omslag in dynamiek op de werkvloer, een hang naar een nieuwe werkcultuur. Er is momenteel zo veel mogelijk en dat betekent dat de organisatie zich daar opnieuw naar moet gaan zetten.”

Onderdeel-overstijgend werken

“Ik hoop bijvoorbeeld van harte dat we onderdeel-overstijgend kunnen gaan werken. En niet langer alleen denken vanuit de KMAR, Luchtmacht of Marine. Binnen de CMC zie ik dat het kan. Zo vind ik het mooi dat wij van de werkvloer tot aan de Secretaris Generaal reguliere overleggen en afstemmingsmomenten hebben. Elkaar vinden op basis van samenwerking en gelijkwaardigheid als kern van de CMC en de organisatie.”

Een breder perspectief door medezeggenschap

Jovanka van de Pol wilde eigenlijk militair worden. Door een ernstige knieblessure kon die ambitie niet worden waargemaakt. Wél geeft Jovanka invulling aan een mooie carrière binnen Defensie op het snijvlak van Human resources en medezeggenschap.

“Ruim twintig jaar geleden kwam ik binnen bij de Krijgsmacht via een tijdelijke baan bij onze cateraar Paresto. Toen zich na een paar maanden een kans voordeed om als HR-adviseur bij Paresto te beginnen, greep ik die met beide handen aan. Zo kon ik mijn hbo-diploma HRM-Management gaan verzilveren.”

Eenmaal in vaste dienst maakte Jovanka de stap naar het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD), dat voor collega’s zorgt die in het buitenland werken voor het Ministerie van Defensie. “Ik was verantwoordelijk voor de P&O–zaken van onze collega’s in Zuid-Europa; een mooie periode waarin ik veel landen als Spanje, Frankrijk, België, Portugal en Italië heb mogen bezoeken en de nodige uren heb doorgebracht op Schiphol.”

Verreikende ambities

Eenmaal moeder van 3 jonge kinderen, kon Jovanka de vele dienstreizen niet meer combineren met het gezinsleven en stapte in 2014 over naar de Marechausseestaf als PO- adviseur. Dat was inmiddels haar derde PO-adviseursfunctie, weliswaar binnen een ander defensieonderdeel, maar de inhoud van de job bleef hetzelfde en de ambities van Jovanka reikten verder.

In de daaropvolgende functie bij de Hoofd Directie Personeel (HDP) maakte Jovanka kennis met strategie en beleid. “Ik was o.a. overlegcoördinator CMC van Erik Akerboom, de toenmalige Secretaris – Generaal (SG) van het Ministerie van Defensie. Hoewel ik het interessant vond om meer met beleid en strategie te mogen doen en aan de andere kant van de tafel te mogen zitten als adviseur van de SG, zocht ik na een paar jaar toch weer naar een HR-functie.” Jovanka ging terug naar het stafbureau van de Koninklijke Marechaussee (KMAR) en was daar o.a. verantwoordelijk voor het Management en Developmentprogramma van de stafadjudanten. Daarnaast was zij voorzitter van de Medezeggenschapscommissie binnen de Staf van de KMAR.

Belangrijkste dossier: HR-Vernieuwing

“Ik combineerde een gezin met een pittige functie èn medezeggenschap. Dat was best een uitdagende combinatie. Sinds begin 2022 ben ik volledig vrijgesteld voor de medezeggenschap binnen de MC van Staf-KMar, de DMC van de KMAR en de CMC – dat geeft iets meer lucht.’’

Van alle dossiers waar de CMC zich mee bezighoudt heeft Jovanka de meeste affiniteit met HR. “Human resource management blijft toch het vakgebied waar ik de meeste kennis en ervaring in heb opgedaan. Ook de masteropleiding die ik nu volg op het gebied van HR-management kan ik mooi toetsen aan misschien wel het belangrijkste CMC-dossier van dit moment: HR- Vernieuwing.”

Jovanka benadrukt de belangrijke rol van medezeggenschap bij het vormgeven van HR-beleid, vooral in een tijd waarin het werven van nieuwe mensen en het behouden van goede mensen van cruciaal belang is. “Personeel is ons belangrijkste ‘middel’ als Krijgsmacht; onze key-asset. Wat gebeurt er als we niet kunnen leveren? Welke impact heeft onderbezetting op de veiligheid van onze collega’s en ons land? Het kiezen voor een baan bij de Krijgsmacht heeft nu een andere connotatie dan 20 jaar geleden. Ik vind het belangrijk dat daar vanuit de CMC oog voor is en ruimte krijgt binnen het nieuwe HR-beleid van Defensie. “

Niet fancy – wel razend interessant

“Mijn werk voor de medezeggenschap schuurt dicht tegen mijn vakgebied HR aan. Ik vind het razend interessant om in deze job de andere kant van personeelsbeleid te leren kennen. Voor mijzelf, omdat ik mee mag denken en praten over topics die de hele organisatie raken, maar ook eervol om als vertegenwoordiger van mijn collega’s op te mogen treden. Medezeggenschap is misschien niet ʽfancy’, maar ik hoop dat mijn enthousiasme aanstekelijk kan werken zodat meer collega’s zien dat het niet alleen een belangrijke, maar ook een heel leuke en leerzame kant heeft. Doordat we als CMC bij veel overleg fora betrokken zijn, weten we wat er organisatie breed speelt en kijken we over de schutting van de afzonderlijke krijgsmachtonderdelen heen. Dat maakt ons inhoudelijk een goede gesprekspartner die het verschil kan maken voor personeel en organisatie op het vlak van veiligheid, welzijn en bedrijfsvoering. Kortom: waardevol en super interessant!

Maak kennis met CMC-lid Egbert Boot: “CMC? Oprecht een mooie club!”

Egbert Boot is afgevaardigde van de CLSK (Koninklijke Luchtmacht) binnen de CMC. Zo’n 20 jaar geleden startte Egbert met zijn carrière bij de Krijgsmacht. Na het afronden van zijn middelbare school lokte het avontuur en begon Egbert met de opleiding Maritiem Officier. Na 1 jaar stapte hij echter over naar de Landmacht. “Mijn keuze voor de Landmacht was aanvankelijk praktisch ingestoken door de combinatie van leren en werken. Een keuze waar ik 20 jaar en vele functies, rollen en rangen later, geen spijt van heb. Defensie heeft mij opgevoed en gevormd; ik ben verknocht aan het ‘bedrijf’.”

“Defensie heeft mij opgevoed en gevormd; ik ben verknocht aan het ‘bedrijf’.”

Egbert Boot

Egbert maakte een rondgang langs onder meer de landmacht en de luchtmobiele brigade. Ging op uitzending naar Irak en twee keer naar Afghanistan. In 2010 maakte hij de overstap naar het Mobile Air Operations Team (MAOT) binnen het Defensie Helikopter Commando (DHC) en werd in 2014 vervolgens onderofficier. Aansluitend maakte hij in 2016 de overstap naar instructeur aan de mbo-opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) en de Algemene Militaire Opleiding (AMO). Na een aantal jaar instructie te hebben gegeven, is hij sinds 2021 weer werkzaam op het DHC. Allereerst binnen het domein safety & compliance en sinds een jaar vervult hij het voorzitterschap van de medezeggenschapscommissie (MC) DHC als huidige functie.

Medezeggenschap is niet nieuw voor Egbert. In een groot deel van zijn carrière is hij betrokken geweest bij werkgroepen en projecten. “Vanuit die eerdere ervaringen met ‘medezeggenschap’ kwam ik erachter dat het niet perse om rangen gaat, maar om het juiste idee aan de juiste tafel te bespreken. Dat is het voordeel van medezeggenschap: het besef en vervolgens de daadkracht dat met echt goede ideeën of aanvullingen iets moet en ook kan gebeuren.”

Gelaagdheid

“Het invloed uit kunnen oefenen op de organisatie vind ik heel waardevol”, vervolgt Egbert. “Niet dat dat zonder slag of stoot gaat. Medezeggenschap vergt veel voorbereiding. Je moet jezelf de ruimte gunnen om een gefundeerde mening te vormen om vervolgens het goede gesprek aan te kunnen gaan op de verschillende niveaus. Die gelaagdheid van medezeggenschap vind ik heel fijn. Verschillende rangen en entiteiten zitten bij elkaar. Dat maakt besluiten beter en de toekomstvisie van Defensie breder gedragen.”

Operationele gereedheid

Op de vraag welke uitdagingen de CMC echt het hoofd moet bieden de komende periode, antwoordt Egbert zonder enige twijfel als eerste de uitdaging op personeelsgebied. “Aan de ‘onderkant’ zit het probleem. Gezien de dreigingen in de wereld moeten we terug naar onze basis en dat is operationele gereedheid. De tweede uitdaging waar we oog voor moeten houden zijn de ‘muurtjes’. Deze zijn inherent aan een hiërarchische organisatie, maar leiden ook tot uitstroom van goede mensen. Die gelaagdheid en regeldruk zorgt ervoor dat planvorming niet tot volledige bloei kan komen. Dat frustreert.”

“Een persoonlijke uitdaging is een betere balans tussen mijn werk- en privé leven krijgen. Doordat ik zoveel om defensie geef en de mensen daarin, stop ik mijn hele ziel en zaligheid in deze functie. Ik streef ernaar om positieve veranderingen in processen en/of beleid teweeg te brengen voor mijn collega’s en de organisatie. Echter, door de verschillende (sub)culturen, het hiërarchische, regeldruk enz. is het soms ook een lastige klus. Je balanceert tussen de werkvloer en de organisatietop, wat simpelweg niet altijd makkelijk is. Maar wel heel gaaf!”

“Want in potentie is dit oprecht de mooiste functie waar je invulling aan kunt geven. Het takenpakket is breed en de dossiers zijn soms complex. Ik durf wel te beweren dat ik als CMC-lid in een paar jaar tijd net zoveel ga leren als in die 20 jaar ervoor. Al met al is de CMC een veilige, inhoudelijke en betrokken club waarin ik vooral veel positieve energie van mijn medezeggenschapswerk krijg. CMC? Oprecht een mooie club!”

Transitieprogramma Vastgoed uit de startblokken

Om te komen tot een toekomstbestendige en betaalbare Defensie-vastgoedportefeuille is een duurzame transitie noodzakelijk, hiertoe is in 2022 het programma ‘Concentreren, Verduurzamen en Vernieuwen’ (CVV) opgezet. Directeur Transformatieprogramma Vastgoed Defensiestaf, brigadegeneraal Ard Goedhart, praatte de CMC bij over de status van het CVV programma. Goedhart, die thuis ook volop aan het verbouwen is, ziet de parallellen tussen het programma en zijn eigen verbouwing; zij het uiteraard op zeer kleine schaal.

“Verbouwen vergt een zeer strakke planning en ordening”, begint Goedhart. “Zo ook bij een complex programma als het CVV dat de komende 15 jaar inzet op het doorvoeren van een efficiencyslag en het revitaliseren van bijna 400 Defensieobjecten in Nederland en het Caribisch gebied.” Het CVV programma is ontstaan omdat het huidige Defensievastgoed versnipperd, verouderd en niet duurzaam is. “Daar komt bij dat we tot nog toe jaarlijks ongeveer 150 miljoen extra aan het onderhoud van het huidige vastgoed en storingen moeten besteden. Door de onderhoudsachterstanden zullen die kosten alleen maar toenemen.”

Moderne en veilige werk- en leefomgeving op de juiste plek

“2,5 jaar geleden is het urgentiebesef gekomen dat het jaarlijks investeren in het onderhoud en storingen van ons vastgoed inderdaad ‘not the way to go’ was. Er moest een andere routing gekozen worden, waarbij we zo efficiënt mogelijk met onze locaties omgaan. Hoe richt je je vastgoed in waarbij de eenheden en de operationele inzetbaarheid centraal staan en je tevens een moderne en veilige werk- en leefomgeving op de juiste plek kunt bieden, met oog voor het privéleven van de medewerkers? Dat is de kern van het CVV programma. Daarnaast hebben we bewuster de verduurzaming van het vastgoed meegenomen in onze plannen waarbij wij zelf ook financieel de trekker zijn. Dat maakt het voor planningsdoeleinden ook gemakkelijk om een en ander in de 15-jarige looptijd van het programma weg te zetten.”

Toetsstenen projecten

De toetsstenen van het programma zijn de vier doelstellingen: verhogen operationele inzetbaarheid van de Krijgsmacht, het willen zijn van een aantrekkelijk werkgever, verduurzaming van vastgoed en het vastgoed financieel op orde brengen. Tevens is van alle projecten, verdeeld over vier werkpakketten, opgeschreven wat daarvan de bedoeling is, ook voor wat betreft de eenheden. “Dat is het startpunt dat we gebruiken om elke beslissing te kunnen onderbouwen en het ankerpunt om de voortgang van de projecten te toetsen.”

“Grote complexe projecten hebben te maken met het vaststellen van ruimtelijke ordening procedures. Daarnaast vergen ze extra personele capaciteit om deze projecten daadwerkelijk van de grond te krijgen. Dat kost tijd en werkt soms frustrerend. Door deze complexe projecten af te kunnen wisselen met projectjes waar we wel snel meters kunnen maken en vlaggetjes kunnen plaatsen, zorgen we ervoor dat de energie en spirit in het programma hoog blijft.”

Op de vraag over hoe de organisatie geïnformeerd gaat worden over het programma, zegt Goedhart het volgende: “Communicatie en engagement is erg belangrijk in de fase waarin het CVV programma nu is aangekomen. Zeker nu we net uit de startblokken zijn, willen we dat kunnen gaan uitventen. Uiteraard informeren we getrapt: eerst onze eigen mensen, dan het parlement en dan de regio.” We gaan nu los!

Intercollegiaal samenwerken aan een betere Krijgsmacht

Dorine Bakker

Dorine Bakker is ruim drie jaar werkzaam bij Defensie. Zij combineert haar medezeggenschapswerk voor DOSCO en de CMC met haar functie als Hoofd van de Sectie Onderwijs en Vorming van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Daarnaast verzorgt zij als Universitair docent colleges Organisatiekunde & Management bij NLDA. In combinatie met het voorzitterschap van zowel de GMC NLDA als de DMC DOSCO en betrokkenheid bij de CMC een vol palet aan werkzaamheden.

“Ik kom uit een echte onderwijsfamilie en hoewel ik mijzelf na het afronden van mijn vwo-opleiding stellig had voorgenomen om niet voor het onderwijs te kiezen, maar juist voor het bedrijfsleven, heb ik inmiddels een lange carrière achter de rug in en voor het onderwijs. Ach, het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan!” Na haar studie Bedrijfskunde aan de Nyenrode Business University werkte Dorine een kleine 10 jaar in de commerciële dienstverlening waarna ze in 2002 de overstap maakte naar de publieke sector, in eerste instantie bij de Hogeschool Utrecht. De 20 jaar daarna lag haar focus vanuit verschillende rollen als docent, (strategisch) adviseur of leidinggevende altijd op de thema’s organisatieontwikkeling, leiderschap en innovatie.

“Kijkend naar mijn carrièrepad is het gezamenlijk betekenisvolle impact maken voor de maatschappij de rode draad. Je maakt de maatschappij immers met elkaar!”

Dorine Bakker

Betekenisvolle impact

“Hoewel veel aspecten binnen de bestuurlijke omgeving van zowel de commerciële- als publieke sector hetzelfde zijn, zie je in het publieke domein dat er een grote invloed is vanuit de politieke context. Dat zorgt voor een extra complexiteit, die mij intrigeert en ertoe leidde dat ik naast mijn werk nog een Master Bestuurskunde heb behaald. Wat mij ook erg aanspreekt in publieke organisaties, is de grote mate van betrokkenheid van medewerkers bij hun job. Het van betekenis willen zijn voor de maatschappij, is in de publieke sector voor velen een grote drijfveer; ook voor mij. Kijkend naar mijn carrièrepad is het gezamenlijk betekenisvolle impact maken voor de maatschappij de rode draad. Je maakt de maatschappij immers met elkaar!”

Dé organisatie bestaat niet

“Zie daar het bruggetje naar medezeggenschap. Want wat voor de maatschappij geldt, geldt ook voor organisaties. Een organisatie bestaat dankzij de mensen, je vormt de organisatie met elkaar. Je kunt aan de zijlijn gaan staan, en met het vingertje wijzen naar de organisatie en wat daar allemaal mis gaat, maar dé organisatie bestaat niet. Het zijn jij en ik die daar invulling aan geven. Daar heb je dus zelf invloed op. Maak daar dan ook gebruik van!”

“Als er één orgaan is waarbij je intercollegiaal en onderdeel-overstijgend kunt werken om onze organisatie te verbeteren, is het wel de medezeggenschap!”

Dorine Bakker

In 4 stappen van werkvloer naar het hoogste niveau

Van alle dossiers die de CMC oppakt is HR-vernieuwing een topic waar Dorine zich graag tegen aan bemoeit. “Het al dan niet slagen van de HR-vernieuwing valt of staat met gedragsverandering. Door de verschillende ‘verkokerde’ bedrijfsonderdelen met eigen hun sub-cultuurtjes wordt de doorvoering van de gewenste verandering een hele kluif. Vanuit de CMC kunnen we hier een waardevolle bijdrage leveren, omdat wij een dergelijk dossier integraal kunnen benaderen. De CMC heeft haar tentakels van laag tot hoog in de organisatie. In 4 stappen kan de medezeggenschap van de werkvloer tot het hoogste bestuurlijke niveau van de organisatie komen. Dat is voor een grote en complexe organisatie als Defensie echt uitzonderlijk. De ambtelijke top kan daar zijn voordeel mee doen, maar de werkvloer ook.”

“Medezeggenschap heeft in mijn optiek onterecht een associatie met een traag, log, tegendenkend apparaat, vervolgt Dorine. “Als wij aan de voorkant betrokken worden, kan de medezeggenschap toegevoegde waarde bieden als sparringpartner en dan kunnen we ook heel snel handelen op het moment dat er een adviesaanvraag komt. Dat betekent niet dat we dan niet meer kritisch kijken, maar wel dat we de achtergrond, context en overwegingen al kennen en dus sneller kunnen adviseren. En juist omdat we in iedere laag vertegenwoordigd zijn kunnen we het personeelsperspectief heel goed inbrengen op al die lagen én de verbinding leggen op CMC-niveau.”

Intercollegiaal en onderdeel overstijgend

“Breed het net kunnen ophalen valt of staat overigens wel met een goed vertegenwoordigde achterban”, aldus Bakker. “Goed toegeruste en enthousiaste medewerkers in de hele medezeggenschapsketen zijn een voorwaarde om op deze manier als CMC te kunnen blijven werken. Doordat je het OR-werk veelal naast je reguliere baan er ‘bij moet doen’ is er niet overal veel animo voor. Jammer, want als er één orgaan is waarbij je intercollegiaal en onderdeel-overstijgend kunt werken om onze organisatie te verbeteren, is het wel de medezeggenschap!”

Belangenbehartiger namens iedere medewerker Burger en Militair

Sinds 2020 vertegenwoordigt Timo Ligthart de Koninklijke Marine binnen de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC). Hij combineert zijn CMC-functie met het lesgeven in onderhoud en reparatie van nautische- en onderwatersystemen aan de Technische school van de Marine. Het OR-werk is niet nieuw voor Timo. In zijn voorafgaande varende carrière bij de Marine was hij ook op andere niveaus betrokken bij medezeggenschap.

In 2002 begon Timo zijn loopbaan bij de Krijgsmacht als matroos bij de Koninklijke Marine. Zijn keuze voor de Marine werd ingegeven door zijn zoektocht naar een afwisselender werkomgeving dan de nieuwbouwprojecten waar hij na het behalen van zijn Loodgietersdiploma terecht kwam. “Na 6 maanden op de bouw, wist ik heel zeker dat ik niet tot aan mijn pensioen als loodgieter wilde werken. Ik werd getipt om eens te gaan praten bij de Marine. Een keus waar ik tot op de dag van vandaag geen spijt van heb.”

“Ik werd getipt om eens te gaan praten bij de Marine. Een keus waar ik tot op de dag van vandaag geen spijt van heb.”

Vanaf het moment dat Timo als matroos startte, is zijn carrièreverloop een aaneenschakeling van (door)groeimogelijkheden gecombineerd met een groot aanpassings- en doorzettingsvermogen. “Tussen 2002 en 2005 voer ik als matroos waarna ik een 2-jarige opleiding tot onderofficier volgde. Door mijn stage bij de onderzeedienst kon ik als Sonar Operator ervaring opdoen in onderwaterdetectiesystemen, waarna ik aansluitend in 2007 aan de slag kon als korporaal monteur onderhoud communicatie-, nautische- & onderwatersystemen bij de varende Marine.”

Timo kreeg in die periode te maken met het Instandhoudingsprogramma van de M-Fregatten en de implementatie van het SAP-bedrijfsvoeringssysteem. “De invoering van beide programma’s brachten zoveel veranderingen met zich mee, dat ik binnen no time gevraagd werd om op het volgende IPM-Fregat als sergeant clusterchef een team te leiden. Zo nam mijn carrière een vlucht en kon ik mijn eerste meervoudig leidinggevende ervaring opdoen.”

Regelgeving afgestemd op de praktijk

Naast het opdoen van managementervaring, maakte Timo in die periode ook kennis met medezeggenschap. Zo heeft hij zich vanuit de DMC (Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie) van de Marine ingezet voor behoud van personeel bij de Nummerus Fixus reorganisatie van CSZK. “Mijn drijfveer toen en nu is het willen streven naar beleid en regelgeving dat goed aansluit bij de dagelijkse praktijk van iedere defensiemedewerker. Topics als veiligheid en welzijn mogen niet zomaar worden weggecijferd in uitvoeringsstukken. Het zijn randvoorwaarden die ervoor zorgen dat hetgeen we als Krijgsmacht moeten leveren, ook op de best mogelijke manier kὺnnen leveren. Veiligheid en welzijn zijn mijns inziens topprioriteit; ik ben blij dat ik hier namens de CMC een kartrekker in kan en mag zijn.”

“Onze taak om namens iedere defensiemedewerker de belangen zo goed mogelijk te behartigen, nemen wij uiterst serieus!”

Belangenbehartiger namens iedere militaire- en burgermedewerker

Komen de veiligheid en het welzijn van de defensiemedewerker niet in het gedrang nu de Krijgsmacht zich zo aan het ontwikkelen is? Immers, hoe groter de organisatie des te lastiger de vragen? Timo: “Nu de organisatie zo aan het groeien is, hoop ik dat beleid, uitvoer en toezicht goed gescheiden blijven. Door de regie bij de bestuurstop te laten en het ‘Wat’ op het hoogste niveau scherp af te kaderen, ontstaat er, naar mijn mening, voor het beantwoorden van de ‘Hoe’ juist meer ruimte voor invulling bij de aansturing. De laagste laag van aansturing voor alle betrokken partijen met de bijbehorende medezeggenschap.”

“Door als CMC onze ogen en oren goed open te blijven houden, kunnen wij escaleren als er toch onuitvoerbaarheid in de lijn dreigt te ontstaan, dat om wat voor reden dan ook niet in de reguliere lijn wordt op opgepakt. Ook waken wij ervoor dat aanwijzingen elkaar tegenspreken of onnodig overlappen met de gevolgen voor de collegae op de werkvloer. Onze taak om namens iedere defensiemedewerker de belangen zo goed mogelijk te behartigen, nemen wij uiterst serieus!”

Ambassadeur van de medezeggenschap: directeur DMO, viceadmiraalvan de Technische Dienst Arie Jan de Waard

Arie Jan de Waard

“Hoe serieuzer je de medezeggenschap neemt om dialoog mee te voeren over uitdagingen die je hebt, hoe beter het gaat met hetgeen wat je binnen de or-ganisatie wilt bereiken.” Dat is de overtuiging van Arie Jan de Waard, die sinds 2015 directeur van Defensie Materiaal Organisatie (DMO) is en viceadmiraal van de Technische Dienst. In dit interview geeft Arie Jan de Waard zijn visie over de medezeggenschap van de toekomst.

Eerste aanraking met medezeggenschap

Arie Jan de Waard is in zijn loopbaan niet zelf lid geweest van de medezeggenschap. Hij vertelt: “De eerste keer dat ik echt inhoudelijk en intensief met de medezeggenschap in aanraking kwam, was in het toenmalige Marinebedrijf (nu Directie Materiële Instandhouding van CZSK). Het Marinebedrijf was destijds een zelfstandige eenheid binnen DMO en een grote club met bijna 2000 mensen. Er was een gemeenschappelijke medezeggenschapscommissie (GMC) en decentrale medezeggenschaps-commissies (MC’s). Destijds zat ik met de GMC, oftewel de samengestelde vertegenwoordiging van het personeel, aan tafel om te praten over de organisatie, aandachtspunten en verbetermogelijkhe-den. Daar is voor mij de kiem gelegd voor mijn relatie als Hoofd Defensie Eenheid (HDE) met mede-zeggenschap.”

DMO en de medezeggenschap

“Als directeur DMO voer ik nu het overleg met de Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie (DMC). De DMC is opgebouwd uit de vertegenwoordiging van decentrale medezeggenschappen van DMO. Mijn intrinsieke overtuiging is: hoe meer je met hen in essentie het gesprek voert over hetgeen wat van belang is, hoe beter je als organisatie presteert. Dat zie ik terug in hoe we het bij DMO doen.”

“DMO heeft een visie en spoorboekje opgesteld, waar DMC intensief bij betrokken is. We hebben mi-nimaal één keer per jaar een visiedag medezeggenschap waar de medezeggenschap haar agenda be-paalt en ik in de middag aanschuif om samen te spreken over waar we staan, hoe we het doen, wat eventueel beter kan en wat de belangrijke onderwerpen voor de komende periode zijn. Deze dag is heel belangrijk voor de samenwerking en de agendabepaling. Door aan de voorkant steeds transpa-rant te zijn richting de medezeggenschap en op de visiedag actuele vraagstukken aan te kaarten, ben je goed met elkaar in gesprek over de dingen die ertoe doen: de vraagstukken in de breedte van de organisatie.”

Gedeelde verantwoordelijkheid

“Een vertegenwoordiging van de DMC sluit standaard aan bij vergaderingen van de DMO-raad. De DMO-raad is het “concernbestuur” van de DMO. Dat betekent dat het DMC maximaal inzicht heeft in de vraagstukken die passeren en uitdagingen die we daar bespreken. Hiermee bepalen we samen over welke uitdaging de DMC nader wil spreken. Immers, in het Besluit Medezeggeschap Defensie staat dat de medezeggenschap zich breed kan uitspreken over de aangelegenheden die de dienst-eenheid aangaan. Het gaat er om dat je slim samen bepaalt hoe die agenda er uit moet zien. Wacht dus niet af tot ik bij wijze van spreken de DMC bel om ergens over te praten, maar bepaal actief en vooraf de agenda. Daar zit wederkerigheid in.”

Soms kan een geschil verhelderend werken

Naar ervaring van Arie Jan de Waard betekent een geschil met de medezeggenschap niet het einde. Natuurlijk probeer je altijd met goed overleg er uit te komen. Maar, als het echt nodig is, dan kan een geschil uiteindelijk ook leiden tot betere samenwerking. Hij vertelt dat hij binnen zijn carrière en in zijn huidige functie als HDE één keer een geschil is aangegaan met de medezeggenschap. Dit ging over de voorgenomen verhuizing van het Haagse deel van DMO naar Utrecht. “Dat was niet makke-lijk maar je moet dat ook weer niet te zwaar opvatten. Dit geschil betrof een al langlopend dossier. De standpunten waren verhard en de persoonlijke verhoudingen stonden hier en daar ook onder druk.

Door een geschil aan te gaan, wordt een externe partij betrokken om een bepalend besluit te nemen hoe verder. “We hebben allemaal ons verhaal kunnen doen. Het besluit werd genomen en dat was vervolgens het vertrekpunt om verder te gaan. Uiteindelijk zijn we er samen uitgekomen en is het Haagse deel van de DMO nu naar volle tevredenheid in Utrecht gehuisvest. Ik pleit er natuurlijk voor dat het aangaan van formele geschillen de beste manier is om er uit te komen. Vooral gaat het om wat je aan de voorkant kunt en moet doen: de medezeggenschap vooraf intensief betrekken bij wat er speelt en zo transparant mogelijk zijn naar de medezeggenschap zijn zodat zij zelf een oordeel kunnen vormen.”

Medezeggenschap 2.0

Op de vraag hoe Arie Jan de Waard de toekomst ziet, geeft hij aan een uitdaging te zien. DMO moet fors groeien om te doen wat er van ons gevraagd wordt. De ambitie is om te groeien van 5.500 naar 7.000 medewerkers. We hebben daarnaast te maken met een deel van medewerkers die aanko-mende jaren met pensioen gaat. Het is jammer dat we afscheid moeten nemen van hun kennis een kunde, maar het geeft ook kansen. Zo krijgen we veel jonge mensen binnen met nieuwe ideeën en kennis. We hebben dan ook een club die “Jong DMO” heet, waarvan een afvaardiging ook bij de DMC vergaderingen zit. Dat leidt ook tot jonge leden die lid zijn geworden van de medezeggenschap en dat is mooi. Of dat toekomstbestendig is? Dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. We moeten en zijn ook met elkaar in gesprek hoe we medezeggenschap toekomst kunnen inrichten. Ik merk dat jonge mensen niet altijd de behoefte hebben om in langdurige medezeggenschapsvergaderingen te zitten. Ik zie bij Jong DMO dat zij wel degelijk zeer betrokken zijn en zich ook best druk willen maken over een bepaald onderwerp.

Hoe maak je dan medezeggenschap 2.0? Een idee is dat je het overkoepelende gesprek beperkt tot een kleine club en dat je veel meer thematisch bepaalde onderwerpen voor medezeggenschap uitzet binnen de organisatie. Zo heeft jong DMO al gekeken naar het “onboarding” proces bij DMO en kij-ken ze in dit voorjaar naar de ontwikkeling van leiderschap binnen DMO. De uitkomst van deze on-derzoeken landen ook weer in het overleg met de DMC. Toekomst zou kunnen zijn dat we die twee lijnen nog veel meer verankeren in de werkwijze van medezeggenschap.

Vitale medezeggenschap voor de toekomst

Arie Jan de Waard sluit het interview af met de volgende woorden: “Het belang van medezeggen-schap staat bij mij buiten kijf. De vraag is wel hoe je dit vitaal houdt met oog op de toekomst. Daar moet je ook voor trainen. Dat is tevens een uitdaging voor de CMC: denk goed na hoe je naar de toe-komst wilt doorontwikkelen. Hoe maak je het aantrekkelijk om toch die personeelsvertegenwoordi-ging aan tafel te laten zitten bij de HDE, om samen de koers te bepalen hoe de organisatie verder te helpen? Ook voor mij als HDE is dat altijd iets om over na te denken en in te investeren.”