Gerard de Graaff is actief medezeggenschapper, vader van twee kinderen en werkzaam bij de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD). Naast medezeggenschap is Gerard actief binnen vakbond AFMP en de fora die daaronder vallen. In 2001 heeft Gerard een dienstongeval gehad, tijdens de opruiming van explosieven is hij zijn hand verloren. Dit ongeval heeft er mede toe geleid dat de relatie van Gerard met medezeggenschap en de vakbond van de grond zijn gekomen.
Na zijn ongeval zocht Gerard een andere focus op dingen die hij leuk vond om te doen. “Ik verricht mijn werkzaamheden voor medezeggenschap en de vakbond voornamelijk omdat ik ze leuk vind en andere mensen daarmee wil helpen. De afhandeling van het ongeval, met alle bijkomende rechten en plichten, zorgde ervoor dat ik mij ging verdiepen in regelgeving. Ik heb mij tot de vakbond gericht voor advies en werd de casemanager van mijn eigen zaak. Daar heb ik mij echt in vastgebeten. Zo ben ik van actief militair naar een kantoorbaan gegaan.”
Gerard steekt veel tijd in medezeggenschap en is hier dan ook volledig voor vrijgesteld. Zo is hij vicevoorzitter van de Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie (DMC) CLAS en de Gemeenschappelijke Medezeggenschapscommissie (GMC) OCL. Van de medezeggenschapscommissie (MC) EODD is hij secretaris. Verder is hij lid van de Centrale Medezeggenschapscommissie (CMC) en de werkgroep Veiligheid, Kwaliteit, Arbo en Milieu (VKAM). Deze functies, in combinatie met zijn werk voor de vakbond, zorgen voor een volle agenda. “Ik wil niet zeggen dat ik er 24/7 mee bezig ben, maar als men mij nodig heeft, dan ben ik er. Ik heb de keuze gemaakt voor medezeggenschap, dan mogen ze ook wat van mij verwachten. Zelfs tijdens mijn vakanties zorg ik ervoor dat ik bereikbaar ben.’
De vakbond en medezeggenschap hebben grotendeels dezelfde belangen, maar niet altijd. Zit dat elkaar nooit in de weg? “Als ik in een MC rol zit, dan moet dat belang prefereren en niet dat van de vakbond. Maar ik praat altijd met een stukje achtergrond vanuit de vakbond. Ik ben gek op informatie en altijd op zoek daarnaar. Zowel vanuit medezeggenschap als vanuit de vakbond krijg ik die informatie uit diverse hoeken. Met informatie moet je voorzichtig zijn, maar ik denk dat het een kracht is om kennis juist aan elkaar te kunnen koppelen. Die functiescheiding zie ik niet zo zwart-wit, het loopt deels in elkaar over. Als CMC kom je op voor de bedrijfsvoering en collectieve belangen, als vakbond voor de individuele belangen en het arbeidsvoorwaardelijke. Die twee petten zie ik niet als belemmering. Ik ben het niet altijd eens met alles wat de vakbond roept, maar dat geldt ook voor wat de CMC roept. In dat geval heb je democratie.”
Gerard heeft een flinke geschiedenis in medezeggenschap en draait nu sinds een jaar mee in de CMC. Hoe kijkt hij naar de ontwikkelingen binnen de CMC? “De commissie is goed georganiseerd, mede door de ondersteuning op vlak van ambtelijk secretariaat en communicatie. Er is onlangs een wisseling geweest van voorzitter. Dat brengt vernieuwing, maar is ook weer even wennen. Ik ben van mening dat we het als CMC goed doen. De CMC is een serieuze partner, waar ook serieus naar geluisterd wordt. Als ik wel eens verslagen van de CMC deel met mijn GMC en de generaal waar we mee spreken, dan zijn die soms verbaasd waar we als CMC allemaal in betrokken zijn, waarvoor we om informatie worden gevraagd en hoeveel we bespreken met de SG en de CDS. Ik vind dat de andere medezeggenschappen ook verder moeten professionaliseren, bijvoorbeeld door de medezeggenschap net zo in te richten als hoe het er binnen de CMC aan toe gaat en zo meer uniformiteit te creëren. Die professionalisering is ook belangrijk om zaken op te halen vanuit de Defensiemedewerkers. Daarvoor is er structuur binnen de medezeggenschap, informatie gaat vanuit de MC’s naar de DMC’s, GMC’s en CMC. Andersom moet informatie vanuit de CMC weer trapsgewijs doorkomen richting de MC’s. Die informatiestroom gaat nog niet altijd even goed.”
Een eerste stap in de professionaliseringsslag binnen medezeggenschap is volgens Gerard om ervoor te zorgen dat alle MC-leden voldoende kennis hebben van het BMD. “Het uitgangspunt van medezeggenschap moet altijd zijn om te kijken wat het beste is voor de mensen. Het BMD is niet heilig, het is geen bijbel, maar je moet als lid medezeggenschap weten wat erin staat. Ik merk in veel verschillende niveaus van medezeggenschap dat er niet voldoende kennis is van het BMD, terwijl dat de basis is van je positie. Ik ben er voorstander van om de opleiding medezeggenschap ingeregeld te hebben voordat mensen starten als MC-lid. Dat is nu niet het geval, nu volgt men het als zij het aanvragen. Daar moet tijd en ruimte voor worden vrijgemaakt.”
Dat geldt volgens Gerard ook voor commandanten van eenheden, die nu maar enkele uren over medezeggenschap meekrijgen in hun opleiding. “Ook voor hen zou de basisopleiding goed zijn. Het zou veel frustratie weghalen als vanuit beide kanten duidelijk is wat de positie van de medezeggenschap is. Je hebt commandanten nodig die waarderen dat de medezeggenschap er is. Die beseffen dat zijzelf betere besluiten nemen door de medezeggenschap. De MC zit er namens de mensen en is de vraagbaak van je eenheid.”
Gerard herkent ook het tekort aan nieuwe aanwas binnen medezeggenschap. “Veel mensen zien niet meer de nut en noodzaak in van medezeggenschap. Je ziet daardoor vaak dezelfde mensen terug. Doordat er te weinig aanmeldingen binnenkomen en daardoor een tekort aan kandidaten is, worden er vaak niet eens meer verkiezingen gehouden. Ik zou graag meer concurrentie hebben. Verkiezingen zijn juist waardevol, omdat je je personeel vertegenwoordigt. Dan is het goed dat je ook bewust gekozen bent. Ik heb het idee dat medezeggenschap minder aantrekkelijk is geworden dan het vroeger was. Veel mensen kijken naar medezeggenschap als belasting, als iets wat tijd kost. Dat komt deels omdat er veel vacatures zijn binnen Defensie, daardoor doen mensen het erbij. Je hebt faciliteiten nodig. Ik vind dat medezeggenschap je ontwikkelt, juist als je op allerlei niveaus meepraat. Volgens mij word je daar alleen maar slimmer van. Dat brengt meerwaarde, zowel voor jezelf als de organisatie. De interesse voor medezeggenschap ontstaat vooral als er een reorganisatie aankomt. Dan ontstaat er interesse om zaken te kunnen regelen, vanuit een stukje eigenbelang. Maar vanuit alleen eigenbelang moet je niet aan de medezeggenschap deelnemen, je doet het vooral om iets te kunnen betekenen voor anderen.”
Medezeggenschap is niet vrijblijvend, er wordt wel iets van je verwacht. Maar naast iets kunnen betekenen voor je collega’s, is het volgens Gerard ook een mooie stap voor je persoonlijke ontwikkeling. “Deelnemen aan medezeggenschap is zeker aan te raden! Je leert veel andere mensen kennen en krijgt een andere kijk op zaken. Zo leer je hoe dingen tot stand komen. Dat verbreedt je beeld en zorgt ervoor dat je op andere niveaus kunt meepraten. En daar word je niet dommer van!”